Geschiedenis: werknemers verplicht verzekerd (1945-1963)

Ontstaan uit maatschappijen van onderlinge bijstand, is CM in de loop der tijden geëvolueerd tot een dynamische organisatie, die op vele terreinen actief is. Een terugblik.

Invoering verplichte ziekteverzekering

Onmiddellijk na de bevrijding werd het Sociaal Pact uitgevoerd. Vanaf 1 januari 1945 waren werknemers verzekerd tegen ziekte en invaliditeit. Ze moesten zich daarvoor eerst aansluiten bij een mutualiteit naar keuze. Het beheer van de ziekteverzekering kwam in handen van het Rijksfonds voor Verzekering tegen Ziekte en Invaliditeit, de voorloper van het Riziv.

Aangezien de verplichte verzekering snel moest worden ingevoerd, verliep deze niet zonder problemen. Reglementen en formulieren lieten op zich wachten, personeel moest worden aangeworven.

Vernieuwing

Ook binnen de Landsbond heerste net na de oorlog een duidelijke ontevredenheid. Het dagelijks bestuur vergaderde onregelmatig, bestuursfuncties werden niet ingevuld en de spanningen met de andere takken van de christelijke arbeidersbeweging liepen hoog op.

Vanaf 1946 keerde het tij. Enkele leden uit het dagelijks bestuur die zich tegen de verplichte verzekering hadden uitgesproken, werden vervangen. Het duo Herman Kuypers - Louis Van Helshoecht nam het roer over en luidde de vernieuwing in. Ze werkten aan een nieuw personeelsstatuut, de oprichting van een studie- en documentatiedienst, de heruitgave van het tijdschrift en de organisatie van het wervingsbeleid. De relaties met de christelijke arbeidersbeweging verbeterden. In 1951 verhuisde de Landsbond zelfs naar het gemeenschappelijke gebouw van de beweging in de Wetstraat.

Dankzij de invoering van de verplichte verzekering nam het ledenaantal van CM spectaculair toe. Eind 1945 telde de organisatie 585.989 leden, in 1963 was dit aantal gestegen tot 940.439, zowat 43 procent van het totaal aantal verplicht verzekerden. Twee derde van de leden was afkomstig uit Vlaanderen. Het personeelsbestand volgde de groei van het ledencijfer. In 1944 stelde LCM amper een tiental personeelsleden te werk. Dit aantal steeg tot bijna 100 in 1950 en 270 in 1962.

Aanvullende verzekering

Niet iedereen was verplicht verzekerd tegen ziekte en invaliditeit. Tot het begin van de jaren zestig konden ambtenaren en zelfstandigen vrijwillig aansluiten bij een mutualiteit. De vrije verzekering bleef dus bestaan.

Buiten het wettelijke kader van de vrije en de verplichte verzekering organiseerde CM nog een aanvullende verzekering. Zo bood ze haar leden ziekenvervoer, een rustvergoeding voor pas bevallen moeders en een vergoeding voor overlijdenskosten. Na een ernstige ziekte of operatie konden CM-leden terecht in een herstellingsoord. In 1947 ontstond ook de nieuwe dienst ‘Preventieve Luchtkuren’, de voorloper van Kazou. Ook dit initiatief paste in de aanvullende verzekering. Kinderen konden zo met CM op vakantie, en gezonde berg- of zeelucht, beweging en lekker eten moesten de jeugd aansterken. De dienst voorhuwelijkssparen spoorde jonge leden aan te sparen voor hun huwelijk. Uit verschillende vakantie-initiatieven groeide in 1961 Intersoc, de CM-vakantiedienst.

Dat CM uitgroeide tot een organisatie met bijna een miljoen leden, betekende niet dat de mutualiteit enkel de verplichte en de aanvullende verzekering organiseerde. Vooral tijdens de eerste naoorlogse jaren trok CM geregeld met optochten door de straten en organiseerde ze bedevaarten naar Scherpenheuvel en Oostakker. Dagen waarop chronisch zieken en personen met een handicap centraal stonden, volgden elkaar op. In 1956 werden de Kristelijke Bonden van Gepensioneerden opgericht. CM bleef een ledenbeweging.