HomeActueelStandpuntenStandpunten 2021

Publieke middelen zijn een publiek debat waard

Wat is een redelijke en verantwoorde verloning voor artsen? Dat is de vraag waar een ethische denkgroep binnen CM zich over gebogen heeft. Het gaat om een breed gedragen debat, aangezien zowel beroepskrachten, vrijwilligers als ethici de vraag vanuit verschillende invalshoeken benaderd hebben. 

Het historisch perspectief speelt een rol: ooit werd er beslist om artsen te vergoeden per geleverde prestatie. Dat heeft in de loop der jaren geresulteerd in een gigantisch kluwen van meer dan 6.000 terugbetaalbare medische handelingen. Maar evengoed dienen we rekening te houden met het budgettaire kader, waarbij we weten dat er voor gezondheid en welzijn altijd schaarste zal zijn. Hoeveel we ook bereid zijn om te investeren, de noden zullen altijd groter zijn dan de beschikbare middelen. Wat ons bij het rechtvaardigheidsprincipe brengt. Elke mens heeft recht op een kwaliteitsvolle gezondheidszorg. De kostprijs zou geen belemmering mogen vormen om de nodige behandeling en zorg te krijgen. Op die manier komt ook de verloning van de artsen in het vizier. 

Het is een gevoelig debat, daar moeten we geen doekjes om winden. Maar dat mag er ons niet van weerhouden om het te voeren. En voor een goed begrip, artsen mogen goed hun boterham verdienen. Ze hebben een lange opleiding achter de rug, ze werken hard en dragen een zware verantwoordelijkheid. Het einddoel van dit debat mag ook niet zijn dat we willen besparen op het totale budget dat we vandaag aan artsen besteden. Maar we moeten wel de intentie hebben om de beschikbare middelen op een eerlijke en rechtvaardige manier te verdelen. 

Vandaag is er bijzonder weinig transparantie over de verloning van artsen. We weten wel dat het systeem in de loop der tijden scheefgegroeid is, waardoor artsen die vooral technische prestaties uitvoeren, veel meer verdienen dan artsen die hoofdzakelijk intellectuele prestaties leveren. Uit de weinige cijfers waarover we beschikken, blijkt dat de loonspanning (de verhouding tussen de laagste en de hoogste lonen) kan oplopen tot een op vijf. Artsen die heel veel verdienen, vormen een heel kleine minderheid, maar het zijn net die excessieve lonen die een negatief beeld scheppen voor de volledige beroepsgroep. En dat terwijl er vandaag heel wat artsen zijn die een te laag inkomen hebben voor het werk dat ze verrichten. 

Omdat we in ons ethisch advies niet rond de pot wilden draaien, hebben we er een richtbedrag op geplakt. In ons voorstel zou elke arts die voltijds werkt, minstens 145.000 euro mogen verdienen. De loonspanning tussen de artsen mag niet hoger zijn dan een op twee. Dat betekent dat een arts een maximaal inkomen van 290.000 euro mag hebben. Dat is tussen haakjes het loon van de premier van België. 

Uiteraard is dit ethisch advies niet te nemen of te laten. Onze tekst, die twaalf bladzijden telt, heeft als voornaamste intentie de discussie op gang te brengen en het debat te voeden. Op dat vlak doet het deugd dat we van heel wat artsen positieve signalen ontvangen. Er is ook kritiek. Dat is begrijpelijk. Maar minstens voelen we de wil om van gedachten te wisselen. De tijd is meer dan ooit rijp voor een breed gedragen hervorming, waarbij iedereen, artsen, maar ook patiënten, ziekenhuizen, de samenleving en ziekenfondsen zich verantwoordelijk opstellen. 

Artsen worden betaald met geld van de sociale zekerheid, centen die we samen opzij zetten om ons te verzekeren van een kwaliteitsvolle, toegankelijke en betaalbare gezondheidszorg. Publieke middelen zijn minstens een publiek debat waard, liever vandaag dan morgen.

Luc Van Gorp, voorzitter CM, februari 2021