Omgezet moederschapsverlof

We wensen het niemand toe, maar toch gebeurt het. De bevalling is achter de rug, maar de moeder wordt gehospitaliseerd of is overleden. In dat geval kan er omgezet moederschapsverlof opgenomen worden.

Hospitalisatie moeder
Het omgezet moederschapsverlof kan starten vanaf de achtste dag na de bevalling, op voorwaarde dat de baby niet meer in het ziekenhuis verblijft. De duur van de rust is gelijk aan het aantal dagen moederschapsrust dat nog niet is opgenomen. Wordt de moeder vóór het verstrijken van deze periode uit het ziekenhuis ontslagen, dan stopt het omgezet moederschapsverlof meteen.

Overlijden moeder
Het omgezet moederschapsverlof kan aanvangen vanaf de dag na het overlijden. De duur van de rust is gelijk aan het aantal dagen moederschapsrust dat de moeder nog kon nemen.

Wat moet je doen?

    Bij aanvang van het verlof

    • Bezorg CM:
      • een schriftelijke aanvraag;
      • een verklaring van het ziekenhuis dat de baby het ziekenhuis verlaten heeft;
      • bij hospitalisatie van de moeder: attest van het ziekenhuis over de opnameperiode;
      • bij overlijden van de moeder: overlijdensakte. 
    • Je ontvangt van CM een inlichtingenblad en een bewijs van werkhervatting.
    • Vul het inlichtingenblad zo snel mogelijk in en bezorg het aan CM. Wij vragen je loongegevens rechtstreeks aan je werkgever en leveren - indien van toepassing - de gegevens rechtstreeks aan de werkloosheidsdienst. 
    • CM laat je steeds weten bij welke werkgever en/of werkloosheidsdienst ze de gegevens heeft opgevraagd. Zo kun je nagaan of ze correct zijn.

    Na de geboorte

    Bezorg CM een uittreksel van de geboorteakte of een medisch getuigschrift dat de geboorte bevestigt.

    Na afloop van het verlof 

    Stuur uiterlijk acht dagen na het einde van het omgezet moederschapsverlof het bewijs van werkhervatting ingevuld terug naar CM. 

    Er zijn geen specifieke formulieren om omgezette moederschapsrust aan te vragen. 

    Bezorg CM een aanvraag vergezeld van een overlijdensakte van de moeder en het bewijs dat het kind deel uitmaakt van je gezin. 

    Hoeveel bedraagt de uitkering?

      Bij hospitalisatie van de moeder

      De uitkering bedraagt 60 procent van het brutoloon of de werkloosheidsvergoeding.

      Bij overlijden van de moeder (werknemers)

      • De eerste 30 dagen: 82 procent van het brutoloon (geen maximumbedrag van toepassing).
      • Vanaf 31ste dag: 75 procent van het begrensd brutoloon. 

      Bij overlijden van de moeder (werklozen)

      • Eerste 30 dagen: 60 procent van het brutoloon waarop de werkloosheidsuitkering is berekend (referteloon), evenwel beperkt tot het bedrag van de werkloosheidsuitkering + supplement van 19,50 procent van het referteloon.
      • Vanaf de 31ste dag: 60 procent van het referteloon, evenwel beperkt tot het bedrag van de werkloosheidsuitkering + supplement van 15 procent van het referteloon.

      De uitkering wordt tweemaal per maand overgeschreven. 

      De uitkering bedraagt 855,74 euro per week voor de eerste vier weken. Vanaf de vijfde week bedraagt de uitkering 782,70 euro per week.  

      Voor de week waarin de moeder overlijdt, krijgen de erfgenamen het volledige weekbedrag uitbetaald. Vanaf de week nadien, gaat dat naar de zelfstandige die het kind opvangt.