Patiënten die arbeidsongeschikt zijn na een ziekte of ongeval, maken aanspraak op een ziekte-uitkering indien ze aan de voorwaarden voldoen.
Hiertoe moeten ze een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid sturen naar de adviserend arts van hun regionaal ziekenfonds.
De aangifte moet gebeuren met het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid:
Het eerste deel wordt ingevuld door de patiënt; het tweede deel door de behandelende arts.
Om de gegrondheid van de arbeidsongeschiktheid te bepalen, zijn volgende gegevens noodzakelijk:
Ook het Riziv-nummer mag niet ontbreken. Bovendien is het mogelijk om contactgegevens (e-mailadres) te vermelden en de context te coderen (ICD10 en/of ICPC2).
Tijdens het eerste jaar arbeidsongeschiktheid is dit getuigschrift nodig om elke periode van arbeidsongeschiktheid te dekken. Bij een verlenging moeten deze periodes elkaar zonder onderbreking opvolgen. Dit geldt ook als een arbeidsongeschiktheid wordt verlengd tijdens een periode van deeltijdse werkhervatting, goedgekeurd door de adviserend arts.
Na het eerste jaar arbeidsongeschiktheid is dit getuigschrift niet meer nodig.
De patiënt moet de eerste aangifte binnen een welbepaalde termijn bezorgen aan de adviserend arts van het regionaal ziekenfonds. Deze termijn varieert naargelang de situatie en is te vinden op de infopagina's voor leden:
Bij twijfel, raad je je patiënt het best aan om het getuigschrift binnen de twee kalenderdagen op te sturen.
Informatie over het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid vind je op de site van het Riziv.