H1-Antihistaminica voorkomen of verlichten de symptomen veroorzaakt door histamine. Deze stof komt meestal vrij na contact met een uitlokkende factor (bv. een allergeen die een allergie kan veroorzaken) maar kan ook vrijkomen zonder aanwijsbare uitlokker (bv. netelroos).
Histamine zorgt er onder meer voor dat kleine bloedvaten in de huid, neus en ogen zich verwijden, waardoor roodheid, zwelling en verhoogde slijmproductie ontstaan. H1-Antihistaminica blokkeren de werking van histamine, zodat bepaalde symptomen verminderen, zoals zwelling van de neus- en oogslijmvliezen, loopneus, niezen, jeuk en huiduitslag.
De meest recente H1-Antihistaminica bereiken in tegenstelling tot de eerste generatie nauwelijks het centrale zenuwstelsel en hebben hierdoor een minder slaapverwekkend effect.
H1-Antihistaminica worden voornamelijk gebruikt om de symptomen van een allergische rhino-conjunctivitis te voorkomen of te verlichten. Dit is een ontsteking van de slijmvliezen van vooral de ogen, neus, en keel. Deze aandoening kan in de lente of zomer optreden (seizoensgebonden allergische rhinoconjunctivitis of hooikoorts) of het hele jaar (niet-seizoensgebonden rhinoconjunctivitis, veroorzaakt door huisstofmijt of dierlijk haar).
Daarnaast kunnen H1-Antihistaminica ook worden gebruikt bij:
H1-Antihistaminica worden meestal via de mond ingenomen. Sommige soorten zijn evenwel verkrijgbaar als neusspray en oogdruppels.
De voorkeur gaat uit naar enkelvoudige bereidingen omdat het nut wordt betwist van H1-Antihistaminica waaraan andere geneesmiddelen zijn toegevoegd.
Afhankelijk van de soort kunnen H1-Antihistaminica bijwerkingen veroorzaken:
Daarnaast kunnen hartritmestoornissen niet worden uitgesloten.
Bij pasgeborenen zijn slaperigheid en opwinding mogelijk indien de medicatie gegeven wordt op het einde van de zwangerschap.
De meeste H1-Antihistaminica versterken het slaperig effect van alcohol en andere geneesmiddelen. Sommige beïnvloeden ook de werking van diverse geneesmiddelen.