Vaccinaties

Vaccinaties beschermen zowel individuele personen als de volledige bevolking tegen een aantal infectieziekten.

Een vaccin zet het lichaam aan afweerstoffen aan te maken tegen een bepaalde ziektekiem. Je bent dan beschermd tegen de ziekte zonder ze door te maken. De eventuele nevenwerkingen van een vaccin staan niet in verhouding tot de ernst van de ziekte waartegen je wordt ingeënt.

Belang van vaccinaties

Hoewel er soms berichten opduiken die mensen doen twijfelen aan het nut van vaccinaties is er geen reden om de betrouwbaarheid en het belang ervan in vraag te stellen. Vaccins voorkomen jaarlijks het overlijden van 2,5 miljoen kinderen. 

    • Vaccins hebben een groot bereik: ze beschermen individuen, gemeenschappen en volledige populaties.
    • Vaccins hebben een snelle impact: het effect is bijna onmiddellijk merkbaar. Zo verminderde mazelenvaccinatie tussen 2000 en 2008 het aantal overlijdens door mazelen wereldwijd met 78%.
    • Vaccins redden levens en kunnen heel kosteneffectief zijn: op een lijst met de dertig meest kosteneffectieve manieren om de wereldwijde welvaart te bevorderen, staat uitgebreide vaccinatie van kinderen op de vierde plaats. Met uitzondering van drinkbaar water, is er geen enkel middel ter wereld, zelfs antibiotica niet, die een dergelijke grote impact heeft op het verminderen van sterfte, beperkingen en de groei van een populatie.

    Laat je je vaccineren, dan ben je beschermd tegen die bepaalde ziekte en de verwikkelingen die de ziekte kan hebben. 

    Vaccinatie kan al vanaf jonge leeftijd. Tijdens de zwangerschap krijgen kinderen wel antistoffen van de moeder die het kind enkele maanden beschermen en ook borstvoeding bevat afweerstoffen. Deze bieden goede bescherming tegen een aantal ziekten (bv. darminfecties), maar bijvoorbeeld niet tegen polio, difterie of kinkhoest.

    Vaccinatie is niet alleen belangrijk voor een individu en zijn onmiddellijke omgeving. Ook de totale bevolking is beter beschermd als zoveel mogelijk personen ingeënt zijn. Dat principe noemt men groepsimmuniteit. Als binnen een bevolkingsgroep bijvoorbeeld 95 procent van de mensen tegen een bepaalde ziekte gevaccineerd is, zal de ziekte ook bij de overblijvende vijf procent niet meer circuleren. Het percentage mensen dat gevaccineerd moet zijn om een dergelijke groepsimmuniteit te verkrijgen, verschilt per ziekte.

    Deze groepsimmuniteit beschermt ook personen die om medische of andere redenen niet gevaccineerd kunnen of mogen worden. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een verzwakt immuunsysteem (bijv. leukemie, na een transplantatie, ouderdom, sommige chronische ziekten of behandeling met chemotherapie of andere geneesmiddelen die het immuunsysteem verzwakken), mensen met bepaalde allergieën, of kinderen die nog te jong zijn om bepaalde vaccinaties te krijgen. Voor hen is het heel belangrijk dat er in hun omgeving zo weinig mogelijk mensen ziektes verspreiden. Je helpt daarbij door jezelf te laten vaccineren.

    Zo ruim mogelijk vaccineren zorgt ervoor dat bepaalde ziekten definitief uitgeroeid kunnen worden. Dat is bijvoorbeeld het geval met pokken die sinds de jaren 1980 uitgeroeid zijn. De Wereldgezondheidsorganisatie streeft er ook naar om polio uit te roeien. De meeste regio's zijn intussen poliovrij. De kiem circuleert enkel nog in Pakistan en Afghanistan.

    In landen waar niet of onvoldoende gevaccineerd wordt, blijven infectieziekten veel slachtoffers eisen. Zo stierven in 2012 nog zo'n 122 000 mensen aan mazelen, waarvan de meesten kinderen waren jonger dan vijf jaar. Recente cijfers tonen de laatste jaren een daling van het aantal gevallen van mazelen in de Europese Unie maar de vaccinatiedekking blijft in veel landen onvoldoende. Een vaccinatiegraad van 95 procent van de bevolking met twee vaccindosissen is nodig om mazelen te elimineren en diegenen te beschermen die het meest kwetsbaar zijn voor ernstige complicaties en overlijden door de ziekte. Anders riskeren we een toename van uitbraken en een heropleving van de ziekte.

    Samenstelling en werking van vaccins

    Vaccinatie kan sommige infectieziekten, veroorzaakt door een virus of bacterie, voorkomen omdat het lichaam gestimuleerd wordt om antistoffen aan te maken tegen een bepaalde ziektekiem. Door deze eerste kennismaking met het antigen, door vaccinatie, leert het immuunsysteem hoe het bij confrontatie met het antigen in de omgeving, het virus of de bacterie, de ziektekiem kan overwinnen waardoor de ziekte niet zal doorbreken.

      Vaccins zijn gemaakt van verzwakte of dode ziektekiemen, onderdelen van de ziektekiem of stoffen die door ziektekiemen geproduceerd worden.

      Daarnaast worden vaak een of meerdere hulpstoffen of adjuvantia toegevoegd. Het gaat om:

      • bewaarmiddelen (bv. formaldehyde, die er voor zorgt dat ongewenste bacteriën niet kunnen groeien en de gifstof van de difterie- en tetanusbacterie geschikt maakt voor vaccinatie) of stabilisatoren om de houdbaarheid van het vaccin te verlengen;
      • buffers om de zuurtegraad te behouden;
      • emulgatoren om de oplosbaarheid te vergroten;
      • aluminiumverbindingen om de afweerreactie te versterken;.

      Ook (sporen van) stoffen kunnen aanwezig zijn die tijdens het productieproces gebruikt werden zoals:

      • kippenei-eiwit in vaccins waarvan het virus op kippeneieren wordt gekweekt zoals het gele koortsvaccin en het griepvaccin;
      • antibiotica die tijdens de productie van sommige vaccins worden gebruikt om bacteriële groei te vermijden

      Er zijn twee manieren om immuun te worden voor een ziektekiem: via natuurlijke besmetting of via vaccinatie. Natuurlijke besmettingen en vaccins zorgen voor een gelijkaardig resultaat. Maar het voordeel van vaccinatie is dat je niet eerst de ziekte doormaakt en ook geen risico loopt op de soms ernstige of zelfs levensbedreigende complicaties. 

      • Als je een infectieziekte krijgt, maakt je lichaam spontaan afweerstoffen aan tegen de ziektekiem. Wanneer die je lichaam later opnieuw binnenkomt, word je niet meer ziek. Je lichaam heeft namelijk weerstand tegen de ziekte opgebouwd (= immuniteit via natuurlijk besmetting). 
      • Een vaccin werkt op dezelfde manier. Het bevat verzwakte of dode ziektekiemen, onderdelen van de ziektekiem of stoffen die door ziektekiemen worden geproduceerd. Nadat je het vaccin kreeg toegediend, maakt je lichaam afweerstoffen aan tegen de ziektekiem. Je bent beschermd tegen de ziekte zonder dat je echt de ziekte hebt doorgemaakt (= immuniteit via vaccinatie).

      Soms is slechts één dosis nodig, vaak zijn echter meerdere dosissen van een vaccin nodig. Na de basisvaccinatie kun je levenslang beschermd zijn tegen de infectieziekte. Maar in andere gevallen neemt de hoeveelheid afweerstoffen die je lichaam aangemaakt heeft af met de jaren. Voor sommige vaccins is het dus nodig om je op een later tijdstip nog eens opnieuw te laten vaccineren. Dit noemen we een herhalingsinenting.

      Toediening van vaccins

      Je kunt je bij verschillende instanties laten vaccineren.

      • Voor kinderen tot drie jaar kun je terecht in de consultatiebureaus van Kind en Gezin, bij de huisarts of de kinderarts.
      • Schoolgaande kinderen kunnen gevaccineerd worden door het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), de huisarts of de kinderarts. Het CLB zal voorstellen om je kind tijdens de contactmomenten gedurende de schoolloopbaan te vaccineren. Uiteraard wordt enkel een vaccin toegediend na voorafgaande schriftelijke toestemming.
      • Als volwassene kun je terecht bij de huisarts, voor sommige vaccins bij de arbeidsgeneeskundige dienst van je werk en tijdens de zwangerschap bij je gynaecoloog. 
      • Voor sommige reisvaccinaties moet je contact opnemen met een erkend vaccinatiecentrum. Dat is bijvoorbeeld het geval voor gele koorts, Japanse encefalitis en hondsdolheid.

      De manier waarop een vaccin wordt toegediend, is een belangrijke keuze. Dit hangt onder meer af van de samenstelling van het vaccin. 

      • Injectie 
        • In de spiermassa (intramusculair)
        • Net onder de huid (intradermaal)
        • In de laag net onder de huid en boven de spiermassa (subcutaan) 
      • Via de mond (oraal) met druppeltjes 
      • Via de neus (intranasaal) met een spray

      Overzicht

      Doorheen je leven krijg je verschillende vaccins toegediend. Het is belangrijk hier een goed overzicht van te bewaren. Je huisarts speelt hier een centrale rol in, spreek hierover. Vroeger werd vooral gebruik gemaakt van vaccinatiekaarten. Recenter toegediende vaccins worden ook digitaal geregistreerd, onder meer via het globaal medisch dossier bij je huisarts.

      Gezondheidswerkers kunnen al verschillende jaren de toegediende vaccins noteren in het elektronische bestel- en registratiesysteem Vaccinnet. Deze gegevens kun je nu ook zelf raadplegen dankzij de MyHealthViewer van Vitalink en het Collaboratief Zorgplatform (CoZo).

      Kostprijs

      De vaccins opgenomen in het basisvaccinatieschema worden door de Vlaamse overheid gratis te beschikking gesteld van diensten en artsen die de vaccinatie uitvoeren. Wanneer je dus een beroep doet op Kind en Gezin of het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) is het vaccineren van je kind gratis. 

      Ga je naar de huisarts of kinderarts, is het vaccin gratis maar betaal je wel het remgeld voor de raadpleging.

        CM en de ziekteverzekering zorgen voor een terugbetaling bij een aantal vaccins: 

        CM-leden die aangesloten zijn bij het CM-MediKo Plan kunnen per kalenderjaar een tegemoetkoming krijgen voor de aankoop van diverse reisvaccins

        Soms kunnen bepaalde vaccins ook via de arbeidsgeneeskundige dienst of Fedris vergoed worden.

        Vaccinatieveiligheid

        Vaccinatie is de eenvoudigste en veiligste manier om afweerstoffen op te bouwen. Vaccins worden pas op de markt gebracht na jarenlange wetenschappelijke studies en testen. Maar net zoals bij andere geneesmiddelen kunnen er ook bijwerkingen optreden. Ernstige nevenwerkingen zijn uiterst zeldzaam.

        Vaccinaties aanbevolen door de Hoge Gezondheidsraad zijn veilig en effectief. Ze vallen onder de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen en voldoen aan strenge internationale eisen voor kwaliteit en veiligheid. Elk vaccin is streng getest doorheen verschillende onderzoeksfasen voor het op de markt komt en wordt ook nadien regelmatig opnieuw beoordeeld.

          Zoals bij geneesmiddelen kunnen ook bij vaccins bijwerkingen optreden. De eventuele bijwerkingen staan niet in verhouding tot de ernst van de ziekte waartegen je wordt ingeënt. Van het vaccin zelf word je hooguit een beetje ziek. Een vaccin brengt een lichaamsvreemde stof in het lichaam met de bedoeling dat het lichaam ertegen reageert. Je maakt echter nooit de ziekte zelf door. 

          Soms ontstaan bijwerkingen zoals lichte tot matige koorts, lichte pijn, roodheid of zwelling op de plaats van de injectie. Bij sommige vaccins zijn ze meer aanwezig dan bij andere, maar ze verdwijnen spontaan na enkele dagen. Een verhard knobbeltje op de plaats van injectie kan soms enkele weken voelbaar blijven. Kinderen kunnen een dag of iets langer hangerig zijn, minder goed drinken of eten, en wat meer huilen of slapen dan normaal. Vaccinatie tegen mazelen, bof en rode hond kan koorts geven tussen de vijfde en de twaalfde dag na vaccinatie en soms een lichte, rode huiduitslag of gewrichtspijn veroorzaken. Dit zijn allemaal gekende bijwerkingen waar geen behandeling voor nodig is. Elk jaar worden in Vlaanderen ongeveer twee miljoen kinderen gevaccineerd en ernstige bijwerkingen zijn uiterst zeldzaam.

          Heel uitzonderlijk reageren mensen heftiger dan normaal op een vaccinatie. Ben je ongerust, is de reactie erger dan verwacht of huilt je kind abnormaal veel, raadpleeg dan je arts. Het komt echter slechts zelden voor dat je om deze redenen niet meer gevaccineerd mag worden. Je arts meldt heftige en ongewone reacties bij de bevoegde instanties voor verdere opvolging en verder onderzoek. 

          Ondanks eventuele bijwerkingen is de kans op symptomen en ernstige gevolgen veel groter als je een infectieziekte doormaakt dan bij vaccinatie. Zo kan polio verlamming veroorzaken, mazelen leiden tot hersenvliesontsteking en blindheid, en heel wat ziektes waartegen we vaccineren kunnen resulteren in overlijden. De individuele en maatschappelijke gezondheidsvoordelen van vaccinatie wegen door op de beperkte bijwerkingen die kunnen optreden.

          In ideale omstandigheden, als het vaccin correct werd geproduceerd, getransporteerd, gestockeerd en toegediend, komen bijwerkingen niet voor. 

          Indien er toch bijwerkingen optreden, onderscheiden we onderstaande types.

          • Veel voorkomende en vaak minimale reacties
            • Zijn vaak onderdeel van de immuniteitsreactie die men wil opwekken via vaccinatie.
            • Voorbeelden: rode vlek op de plaats van de inspuiting, koorts of algemene malaise.
            • Frequentie: vaak voorkomend (meer dan 10% van de gevaccineerden) en dikwijls voorkomend (1 tot 10%).
          • Zeldzame, vaak ernstige reacties
            • Vereisen gewoonlijk een medische behandeling.
            • Voorbeeld: ernstige allergische reacties op een bestanddeel van het vaccin.
            • Frequentie: niet vaak voorkomend (0,1 tot 1% van de gevaccineerden), zeldzaam (0,01% tot 0,1%) en zeer zeldzaam (minder dan 0,01%).

          Een vaccin bevat verschillende bestanddelen om de doeltreffendheid te garanderen. Elk toegevoegd bestanddeel in een vaccin verhoogt echter het risico op bijwerkingen. 

          Ook de manier van toediening (inspuiting, via de mond, via de neus) wordt zorgvuldig gekozen om de doeltreffendheid te vergroten en de kans op bijwerkingen te verkleinen.

          Van infectieziekte tot vaccin

          De ontwikkeling van een vaccin vindt plaats via een complex stappenproces waarbij de veiligheid en doeltreffendheid uitgebreid worden getest. Er zijn verschillende onafhankelijke instanties betrokken die nauwgezet tijdens de pré- tot post-productie de kwaliteit van het vaccin opvolgen.

            De vraag of nood vanuit de samenleving zet het productieproces van een vaccin in gang. De ontwikkeling van een vaccin is duur waardoor producenten eerst goed afwegen hoeveel mensen ziek worden van het virus of de bacterie. Gezondheidswinst, zowel bij het individu als de maatschappij, speelt hierbij een cruciale factor. 

            Eenmaal de keuze gemaakt om een vaccin te ontwikkelen, begint de zoektocht naar de ziekteverwekker. Deze ziekteverwekker, bacterie of virus, wordt teruggevonden bij mensen die besmet zijn geraakt met de ziekte. Er worden, met toestemming, bloedafnames of stalen van slijmvliezen bij hen afgenomen. De hoeveelheid afgenomen virussen en bacteriën is echter niet groot genoeg om er veel vaccins mee te maken. In het laboratorium worden de ziekteverwekkers vermenigvuldigd. 

            De ziekteverwekkers worden niet zomaar in een vaccin opgenomen. Omdat de bacteriën of virussen niemand ziek mogen maken, worden ze verzwakt of gedood. Enkel het overgebleven eindproduct of bepaalde delen ervan, die zorgen voor een goede afweerreactie, komen in het vaccin terecht. Soms is het nodig om de stukjes bacterie vast te maken aan een ander eiwit dat goed herkenbaar is voor ons afweersysteem. Dit gebeurt onder meer bij pneumokokken-, Haemophilus influenzae type b- en meningokokkenvaccins. 

            Het ontwikkelde vaccin wordt uitgebreid getest alvorens in productie te gaan. Eerst gebeuren er testen op dieren, daarna pas op mensen in drie verschillende fasen. Tijdens deze fasen worden veel vaccins afgekeurd, enkel de allerbeste worden geproduceerd. De klinische testen om de veiligheid na te gaan verlopen in drie fasen.

            • Fase 1: test van de veiligheid en werkzaamheid bij een beperkt aantal personen met een laag risico.
            • Fase 2: opvolgen van de veiligheid, mogelijke bijwerkingen en afweerreactie, en bepalen van de optimale dosis en het toedieningsschema.
            • Fase 3: test van de werkzaamheid voor ziektepreventie op bevolkingsniveau en vastleggen van aanvullende veiligheidsinformatie voor een grotere populatie over een langere periode.

            Na de uitgebreide testing moet de producent een conformiteitsattest aanvragen. Het vaccin mag niet vrijgegeven worden alvorens de kwaliteit wordt gecontroleerd en bevestigd. In België is het laboratorium Biologische Standaardisatie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid er verantwoordelijk voor. Wanneer de testresultaten niet voldoen aan de vastgelegde normen wordt geen attest afgeleverd. 

            Daarna moet een vaccin ook nog geregistreerd worden en een goedkeuring krijgen van de Europese Commissie. Zij baseert zich op het wetenschappelijke dossier met verslaggeving van de uitgebreide testing. 

            Eenmaal een vaccin op de markt beschikbaar is, blijft het belangrijk om de veiligheid op te volgen. Er zijn verschillende monitoringssystemen om de veiligheid en immunisatie na de productie in kaart te blijven brengen.