Zowel een virus, een bacterie (bv. salmonella) als een parasiet kunnen buikgriep veroorzaken.
Onder de virussen zijn de grote boosdoeners vooral het rotavirus en norovirus.
Doorgaans krijgen peuters en kleuters vaker buikgriep dan hun ouders. Dat is niet abnormaal. Een kind bouwt namelijk pas een zekere weerstand op tegen een bepaald buikgriepvirus nadat het er eerst mee in contact is gekomen.
Buikgriepvirussen bevinden zich in de stoelgang of het braaksel van besmette personen.
Indien je besmette schelp- en schaaldieren bij de bereiding niet of onvoldoende verhit, kan je er ziek van worden. Jammer genoeg kan je deze besmette zeevruchten niet detecteren door ze te proeven of eraan te ruiken.
Omdat buikgriepvirussen vaak dagen kunnen overleven op voorwerpen en je niet altijd weet dat je besmettelijk bent, kunnen de virussen zich razendsnel verspreiden. Ze veroorzaken dan ook makkelijk een epidemie. Dit is zeker het geval waar mensen met elkaar in contact komen zoals in verzorgingstehuizen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven en scholen.